Er komt een baby bij : De Tweede, Lynn Berger

Eerste kinderen zijn bazig, tweede rebels. Enig kinderen zijn zielig, twee kinderen krijgen is juist gezond. Iedereen heeft ideeën over ouders, kinderen en gezinnen, maar hoe zit het echt? Die vraag stelt Lynn Berger zich als ze voor de tweede keer in verwachting is. Over het eerste kind zijn boekenkasten volgeschreven, ontdekt ze al snel, maar over de tweede gaat het zelden. En dat terwijl de meeste ouders twee of meer kinderen krijgen. Hoe is het om een kind te krijgen wanneer je er al een hebt? En wat betekent het om de tweede te zijn in een wereld die draait om de primeur? De tweede is een onmisbaar boek voor iedereen die een tweede krijgt, een tweede is of er eentje kent. Futuremom publiceert exclusief voor.

Vraag iemand waarom hij of zij een kind wil, en het antwoord is waarschijnlijk een lastig te ontwarren kluwen van verlangen, nieuwsgierigheid en iets met de natuur.

Vraag waarom iemand er nóg een zou wensen, en de reden is doorgaans een stuk eenvoudiger. ‘Je eerste kind’, hoorde ik toen ik rond en zwaar en hoogzwanger was, ‘je eerste kind krijg je voor jezelf. Maar de tweede, die krijg je voor de eerste.’

We zaten aan de rand van de zandbak toen, het was zomer en mijn dochter was met schepjes in de weer. Wie het precies zei, weet ik niet meer. Mijn eigen moeder, misschien? 

Wat ik me wel herinner is wat die woorden bij me opriepen: een lading grote en kleine vragen en daarbij een lichte ongemakkelijkheid.

*

Acht maanden eerder hadden we in de badkamer gezeten. Ik op de wc, mijn vriend en dochter op de koude tegelvloer. Over vijf dagen zouden we haar tweede verjaardag vieren. De test had ik op de wastafel gelegd, het schermpje naar beneden gericht voor extra 

suspense. Eén minuut wachten

Toen ik het staafje omdraaide vertelde het me wat ik eigenlijk al wist, wat mijn lichaam al had begrepen.

Mijn vriend lachte voorzichtig, ik ook. Ik geloof dat we allebei zochten naar een passende reactie, een die recht zou doen aan de grootsheid van de onthulling – maar mijn dochter werd ongeduldig. Ze wilde naar buiten, of in elk geval door naar de volgende gebeurtenis.

Om het moment een beetje te rekken maakte ik nog gauw een foto, haastig en enigszins onscherp. Op die foto houdt mijn vriend met één hand de test omhoog en rust zijn andere hand om het middel van onze dochter. Zij blikt fronsend de camera in, een armpje dramatisch tegen haar voorhoofd geslagen.

Die test zei haar niets, natuurlijk. Maar een projectie is snel gemaakt en nog steeds lees ik, wanneer ik die foto bekijk, in haar uitdrukking iets omineuzers dan de aflopende spanningsboog van een peuter.

Irritatie, misschien, om wat we hadden gedaan. Of bezorgdheid, om wat er stond te gebeuren.

Wat er stond te gebeuren, bij ons, was allesbehalve uitzonderlijk. Waar de gemiddelde Nederlandse vrouw rond 1860 nog vier kinderen kreeg, daar waren dat er honderd jaar later nog maar drie. En na 1970 dook het kindertal zelfs onder de twee.

Sindsdien stellen vrouwen het moederschap steeds een beetje langer uit en neemt het aantal grote gezinnen steeds een beetje verder af. Maar één ding is de afgelopen halve eeuw niet meer veranderd: twee is de norm. Van de Nederlanders díé kinderen krijgen, wenst én realiseert de meerderheid een ‘standaardgezin’ met twee kinderen.

Of, zoals een vriend de moraal ooit oneerbiedig voor me samenvatte: ‘Eén kind is geen kind.’

*

Mijn tweede zwangerschap was gepland en ontzettend gewenst. Net als veel andere ouders gunde ik mijn dochter een broertje of zusje, een speelkameraad en een bondgenoot. 

Egoïstischer motieven had ik ook. Ik wilde het avontuur nog eens meemaken: de transformatie van het lichaam, een freakshow met mijzelf in de hoofdrol, gevolgd door alles wat daarna zou komen. Het vasthouden van een pasgeboren baby, de verwondering over diens ontplooiing, het leren kennen van dat nieuwe wezen.

Terwijl mijn zoon in mijn binnenste begon aan een duizelingwekkende ontwikkeling van klompje cellen naar prehistorisch weekdier naar foetus, begon ik me af te vragen wat zijn aanstaande komst precies betekende.

Wat betekende het, voor mijn vriend en mij, om een kind te krijgen voor de tweede keer? 

Waarom verlangden we naar een tweede? De eerste was niets minder dan een wonder geweest, een gebeurtenis zonder precedent, maar wat maakte dat van de tweede? Een herhaling, een bestendiging, een feest der herkenning?

Wat betekende het voor onze eerste dat zij straks niet meer de solitaire ontvanger zou zijn van onze tijd en aandacht, niet langer ons enige object van affectie?

En wat betekende het voor mijn zoon dat hij geboren zou worden in een gezin dat al bestond, dat al een modus operandi had gevonden, en zich daarom niet zonder meer om hem heen zou kunnen, of willen, plooien?

*

De tweede krijg je voor de eerste. Tegen de tijd dat ik dit hoorde, in de zomer bij de zandbak, kon ik het ongemak dat die uitspraak teweegbracht zonder moeite plaatsen. Want was het niet juist de grote vraag wát de eerste precies zou krijgen?

Van wat de uitbreiding ván ons gezin zou doen mét ons gezin had ik ook geen idee. En wat de tweede zelf zou krijgen was al even ongewis.

Pas toen mijn verlof al lang was ingegaan, en het buiten zo heet was geworden dat binnen blijven me de enige optie leek, kwam het bij me op dat er aan de gedachten en gevoelens over mijn tweede zwangerschap bepaalde veronderstellingen ten grondslag lagen.

De automatische aanname, bijvoorbeeld, dat een kind beter af is mét broer of zus dan zonder. Maar ook dat we, met de komst van de tweede, onze eerste niet alleen iets zouden geven, maar haar ook iets zouden afnemen. En de aanname dat de tweede, die überhaupt nooit de exclusiviteit zou kennen waarvan we de eerste zo meteen gingen beroven, op voorhand 1-0 achterstond.

*

Over het ouderschap zijn boekenkasten volgeschreven – van sprookjesboeken, romans en memoires tot polemieken en essaybundels. Op mijn eigen plank staat een aardig rijtje. Maar in verwachting van de tweede ontdekte ik: voor deze nieuwe ervaring hebben we nog weinig woorden. 

De meeste bespiegelingen op het ouderschap gaan over de verwondering en overrompeling die een eerste kind veroorzaakt. Veel minder vaak beschrijven ze wat er gebeurt wanneer er nog een bij komt.

Het is alsof we het liever over de revolutie hebben dan over de renovatie; liever over vernieuwing en verbazing dan over het bekende liedje. De literatuur rondom dit onderwerp vertelt veel over de spanning van de primeur, maar zwijgt over het plezier van de herkenning.

En dat is niet zo gek: nooit is de impact zo groot, de schok zo hevig, als wanneer je voor het eerst een kind krijgt. Van het ene moment op het andere ben je de wereld van het ouderschap binnengevallen, en eenmaal daar kun je nooit meer terug.

Maar als twee de norm is, wordt het dan niet tijd om uit te zoeken hoe het met de tweede staat? Wat het betekent om een tweede te krijgen en wat het betekent om er een te zijn? 

Wordt het niet eens tijd om woorden te geven aan hoe het verder gaat wanneer je, met elkaar, nog steviger verankerd raakt in die nieuwe werkelijkheid, de werkelijkheid van het standaardgezin?

*

Mijn boek De tweede is de weerslag van een zoektocht die zich deels in die wetenschappelijke literatuur afspeelt en deels in mijn eigen huis. Dit boek is ontstaan door iets met de natuur, nieuwsgierigheid, en bovenal verlangen: het grote verlangen om het tweede kind én de tweede keer beter te begrijpen.

Dit was een voorpublicatie uit het boek De tweede van Lynn Berger (De Correspondent, 20 euro). Link: https://decorrespondent.nl/detweede 

Lynn Berger (1984) en schrijft voor De Correspondent over cultuur en clichés. Op dit moment schrijft ze over de psychologie en de economie van zorg. De tweede werd vertaald en uitgegeven in Engeland en Amerika. Eerder promoveerde ze in de fotografiegeschiedenis en schreef ze voor Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer, nrc.next en de Volkskrant. Ze heeft een zoon en een dochter.